Hugo Claus
AchternaamClaus
RoepnaamHugo
Doop-/artiest of echte naamHugo Maurice Julien
Geboortedatum1929-04-05
Sterftedatum2008-03-19
Leeftijd78
OorzaakZelfbeslissing
SexeMannelijk

Biografie
Hugo Maurice Julien Claus (Brugge, 5 april 1929 - Antwerpen, 19 maart 2008) was een Vlaams dichter, schrijver, schilder, filmmaker en tevens de meest bekroonde auteur uit het Nederlandse taalgebied.

Het werk van Hugo Claus is zeer divers van karakter en van kwaliteit. Het tragische, verhevene, klassieke mengt zich met het banale, burleske en obscene. Terugkerende thema's zijn: de liefde voor de moeder, de haat tegen de (afwezige) vader, het schuldgevoel door het katholieke geloof, en Vlaanderen in en na de oorlog. Uit zijn latere werk spreekt vooral sociale geëngageerdheid. Claus publiceerde onder het pseudoniem Dorothea van Male de roman Schola nostra (1971). Hij gebruikte ook de pseudoniemen hugo c. van astene, Anatole Ghekiere, Jan Hyoens en Thea Streiner.

In 1983 publiceerde hij het omvangrijke werk Het verdriet van België, dat waarschijnlijk zijn bekendste prozawerk is, en waarin hij in de vorm van een familiekroniek vol autobiografische feiten de politiek-sociale verhoudingen in België beschrijft en op zoek is naar de wortels van het fascisme en de collaboratie in WO II. Daar had hij namelijk een afschuw voor, als een reactie op zijn vader die van collaboratie werd beschuldigd en na de Tweede Wereldoorlog uit Kortrijk naar Oostende moest vluchten. Tegelijk is de roman een Bildungsroman van een literair begaafde en vroegrijpe jongen en tevens een beeld van de Vlaamse middenstand uit de beschreven periode.

Hugo Claus wordt geboren als oudste zoon van de drukker Jozef (Joseph) Claus en Germaine Vanderlinden. In februari 1931 komt zijn broer Guido ter wereld (overleden op 9 november 1991), later gevolgd door Odo (januari 1934) en Johan (november 1938). Drie maanden later – vader Claus is ondertussen ook handelaar in schoolbenodigdheden geworden en actief in het amateurtoneel – verhuist het gezin naar Astene, het dorp waar moeder Germaine opgroeide. Jozef start er de drukkerij 'De Lindekens'.

Zoon Hugo brengt de grootste tijd van zijn jeugd op de kostschool door, onder meer te Eke en bij de nonnen in Aalbeke, en volgt de lagere cyclus van de Grieks-Latijnse humaniora aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk en later te Astene. Tijdens de oorlogsjaren verwisselt hij de ene school voor de andere zonder ergens echt goed te kunnen aarden. Al in 1946 verlaat hij definitief het ouderlijk huis en gaat in Sint-Martens-Leerne wonen. Hij volgt naar verluidt beeldhouwklas aan de Gentse 'Academie voor Schone Kunsten' en schrijft gedichten, schildert en heeft ambities om acteur te worden.

Hij voorziet in zijn levensonderhoud als boekillustrator en met het schilderen van landschapjes en gevels. Op achttienjarige leeftijd publiceert hij zijn eerste dichtbundel en een jaar later zijn eerste roman. In 1947, het jaar waarin hij met de bundel experimentele poëzie Kleine reeks debuteert, werkt hij als seizoenarbeider in een suikerfabriek in Noord-Frankrijk. Vanaf 1 april 1949 vervult hij zijn dienstplicht, gedeeltelijk als redacteur van het tijdschrift 'Soldatenpost'. Intussen heeft hij samen met enkele gelijkgezinden het avant-gardetijdschrift 'Tijd en Mens' opgericht en in 1949 houdt hij zijn eerste expositie als schilder in de boekhandel van de Franstalige dichter Henri Vandeputte in Oostende.


Zijn eerste roman De Metsiers (1950), geschreven toen hij pas 21 jaar oud is – en overigens, om een weddenschap, in ongeveer één maand tijd – wordt een echt succes. (De Metsiers heette aanvankelijk De eendenjacht). Hij zendt het manuscript in voor de Leo J. Krijnprijs en krijgt meteen een bekroning voor het gebruik van het meervoudige vertelperspectief. Toch vindt hij zichzelf in de eerste plaats nog schilder. Hoewel hij meteen als een literair wonderkind wordt erkend, komen er ook negatieve reacties op inhoudelijke aspecten van het boek als incest en inteelt.

Van 1950 tot 1953 woont hij in Parijs, waar hij in contact komt met het surrealisme, het existentialisme en het Cobramodernisme. Hij ontmoet er kort de acteur en theaterfilosoof Antonin Artaud, die hij als zijn geestelijke vader beschouwt. Aansluitend woont hij twee jaar in Rome, waar hij via zijn vriendin Elly Overzier contacten in het filmmilieu legt. Vermoedelijk in augustus 1952 keert Claus terug naar Gent, weldra gevolgd door Elly, en verblijft te Oostakker, waar ook zijn beide ouders wonen.

In 1953 vestigt Claus zijn naam als prozaschrijver met het boek De Hondsdagen en schrijft hij zijn eerste avondvullende toneelstuk, Een bruid in de morgen, waarin de incestueuze relatie tussen broer en zus centraal staat. In 1955 wordt het stuk voor het eerst opgevoerd. De meningen over het stuk zijn verdeeld. Sommigen vinden het vulgair, anderen erkennen zijn meesterschap. In ieder geval is Claus' naam als toneelschrijver gevestigd.

Van februari 1953 tot begin 1955 verblijft hij in Italië, waar zijn vriendin Elly Overzier in enkele films acteert. Zij is de dochter van een Nederlands reder. Hij trouwt met haar op 26 mei 1955 in Gent. Zijn Italiaanse filmervaringen zijn stof voor de roman De koele minnaar.

Van april 1955 tot november 1964 woont hij samen met Overzier in Gent, waar hij aan de 'Academie voor Beeldende Kunsten' en de 'Toneelschool' studeert. Op 6 oktober 1963 wordt hun enige zoon, Thomas Pieter Achilles, geboren. Begin 1964 solliciteert Claus tevergeefs naar de functie van directeur van de 'Koninklijke Nederlandse Schouwburg' in Gent. Hij is daardoor zeer vergramd en verbiedt (tijdelijk) dat zijn stukken nog langer in Gent worden opgevoerd.

In de jaren daarop laat de veelzijdige Claus veel van zich horen. Hij wordt ook politiek actief en politieke thema's komen in zijn werk meer tot uiting, zoals in Morituri waarin hij zich tegen het imperialisme afzet. Hij schrijft romans, verhalen, gedichten en toneelstukken. Ook geniet hij bekendheid als filmregisseur, scenarioschrijver en beeldend kunstenaar. In 1965 regisseert hij zijn eerste film, De Vijanden, waarvoor hij zelf het scenario schrijft. In 1966 volgt de toneelregie van Thyestes, en in 1969 gaat zijn toneelstuk Vrijdag – met zijn latere vriendin Kitty Courbois in de hoofdrol – in Amsterdam in première. Dit is het eerste toneelstuk waarin zijn beroemde mengtaal van dialect en Standaardnederlands naar voren komt.

Tussendoor maakt hij reizen naar o.a. Italië, Griekenland, Spanje, Turkije, de Verenigde Staten (van november 1959 tot april 1960), Mexico en Cuba. Terug in België oordeelt een rechtbank dat zijn theaterproductie Masscheroen in strijd is met de openbare zeden en legt hem vier maanden gevangenisstraf op. Het vonnis wordt na publiek protest (de 'Anti-Censuur Protest Read-in') in een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke boete omgezet.

Na vijf jaar op een 250 jaar oude boerderij in Nukerke (Vlaamse Ardennen) en ook even in Knokke te hebben gewoond, verhuist hij in maart 1970 naar Amsterdam, waar hij tot 1971 met actrice Kitty Courbois samenwoont. Voor haar schrijft hij later het boek Het jaar van de kreeft.

De veerkracht van zijn levensstijl loopt parallel met de virtuoze beweeglijkheid van zijn artistieke productie, waarin geen rode draad te vinden is. Een ongelukkige liefdesrelatie leidt tot een bundel gedichten, Dag, jij (1971), die evenzeer opvalt door zijn seksuele expliciteit als door zijn verzengende emotionele heftigheid. Nog jaren nadien blijft de roddelpers in Claus' privé-leven wroeten.

Van 1974 tot 1978 is Claus weer in Parijs, dit keer samen met de actrice Sylvia Kristel. Uit deze relatie wordt op 10 februari 1975 zijn tweede zoon, Arthur, geboren.

Uiteindelijk verhuist hij in 1977 alleen terug naar Gent, waar zijn broer Guido sinds 1973 de 'Hotsy Totsy Club' uitbaat. Dat is een populair artiesten- en jazzcafé, waar Claus geregeld verschijnt met zijn literaire vrienden. Op 11 december wordt de film Vrijdag in roulatie gebracht. Claus tekent voor het scenario, de dialogen en de regie. Hij werkt inmiddels aan zijn bekendste werk Het verdriet van België, dat in 1983 verschijnt. De verschijning ontketent een megahype en het boek wordt een enorm succes. Het wordt later, in 1994, verfilmd door de Zwitserse regisseur Claude Goretta.


Zijn moeder en vader overlijden respectievelijk in 1984 en 1986 in Gent. In 1986 ontvangt Hugo Claus de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste onderscheiding voor een Nederlandstalig auteur. Op 12 juni 1993 treedt Claus in het huwelijk met Veerle De Wit. Ze wonen een tijdlang in Cavaillon (Zuid-Frankrijk). In 1996 wordt aan de Universiteit Antwerpen het 'Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus' opgericht, het eerste in zijn soort gewijd aan een nog levend auteur.

Hugo Claus was sinds 1957 Ridder in de Orde van Leopold II, sinds 1971 Ridder in de Kroonorde en ook drager van de 'Bronzen Medaille van de stad Gent'. Hij gold sinds jaren als een kandidaat-winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur.

Hugo Claus overleed op 19 maart 2008 op 78-jarige leeftijd in het Antwerpse Middelheimziekenhuis. De schrijver leed aan de ziekte van Alzheimer en heeft het moment van zijn dood zelf bepaald; hij koos voor euthanasie.

In het begin van de jaren vijftig verrast en choqueert Claus met uiterst realistische romans waarin met niets ontziende oprechtheid de mens tot in het uiterste ontluisterd wordt. De stijl is krachtig, het taalgebruik bruisend-expressionistisch, en de toon fel, cynisch en geladen. Later wordt zijn proza soberder, maar de toon blijft hard.

Claus is één van de belangrijkste en meest productieve naoorlogse kunstenaars: in ruim een halve eeuw publiceert hij meer dan 150 afzonderlijke titels. Er verschijnen van zijn werk meer dan honderd vertalingen in een twintigtal talen.

De waardering voor zijn werk is enorm. Hij geldt als vormvernieuwer en ontvangt meer dan 40 literaire prijzen, waaronder vier Staatsprijzen voor Toneelliteratuur, één Staatsprijs voor Poëzie, en één Staatsprijs voor Proza; de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste onderscheiding voor een Nederlandstalig auteur; de Driejaarlijkse Henriette Roland Holst-prijs voor zijn gehele toneeloeuvre; de Cultuurprijs van de Stad Gent (1978); de Constantijn Huygensprijs, en de Aristeion Literatuurprijs, de hoogste Europese literaire onderscheiding.

De publicatie in maart 1983 van zijn lang verbeide magnum opus Het verdriet van België zorgt in de pers voor een nooit geziene hype. Het boek heeft in de afgelopen decennia ook in het buitenland veel succes geoogst. Niet alleen is het in vele talen vertaald, het is zowat de enige naoorlogse Vlaamse roman die tot de klassiekers van de moderne Europese literatuur mag worden gerekend.

Naast de invloeden van de Nouveau-roman is er ook de invloed van James Joyce (Finnegans Wake) te bespeuren. Is Het Verdriet van België (1983) een vlot leesbare roman over zijn jeugdjaren in Kortrijk, dan is de roman De Verwondering (1962), die zich te Oostende afspeelt, waar zijn vader een uitgeverij had in de Karel Janssenslaan, een cryptische sleutelroman met verwijzingen naar de klassieken.

Net als zijn levensstijl is ook Claus' artistieke productie gevarieerd en grillig. Sinds 1947 werkt hij aan een groot en eigenzinnig oeuvre: hij schrijft gedichten, verhalen, romans, toneelstukken, operalibretto's en scenario's voor film, televisie en stripverhaal. Hij vertaalt, schildert en regisseert.

Hij is medeoprichter van 'Tijd en Mens' (1949), redacteur van 'De Gids' en het 'Nieuw Vlaams Tijdschrift', en medewerker van 'Arsenaal', 'Avenue', 'Snoecks','Blurb', 'Braak', 'Cobra', 'Podium' en 'De Vlaamse Gids'.

In 1962 richt hij het tijdschrift 'Randstad' op, samen met Harry Mulisch, Ivo Michiels en Simon Vinkenoog.

Hij schrijft zelfs chansons voor zangeres Liesbeth List.

Volgens een enquête (1999) van het weekblad "Knack" en de "Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen" is de roman Het verdriet van België het Nederlandstalige boek van de 20e eeuw.
Het 'Studie- en documentatiecentrum Hugo Claus', opgericht in 1996, wil de studie van het werk van Hugo Claus stimuleren, indien wenselijk coördineren en, waar nodig, oriënteren. Het wil dat doen onder meer door een systematisch geordend bestand van gegevens ter beschikking te stellen voor onderzoek en door onderzoeksresultaten te publiceren.

Zijn experimenteel getinte, antirationalistische poëzie heeft een sterk visueel element en ontwikkelt zich van vrij klassieke belijdenislyriek in Kleine reeks (1947) naar explosief modernisme in de jaren vijftig, zodat hij naast Lucebert als de belangrijkste Vijftiger geldt.

Het eerste hoogtepunt, De Oostakkerse gedichten (1955), zet de toon voor het hele werk: de spanning tussen animaal en seksueel vitalisme en een scherpe en erudiete intelligentie, die met motieven en citaten uit onder meer de klassieke literatuur speelt.

Zijn poëzie is zeer divers: van sociaal geëngageerd via experimenteel en associatief tot zeer persoonlijke liefdeslyriek. In de latere poëzie (o.a. De sporen, 1993) slaat Claus een meer abstracte en postmodernistische richting in.

Samen met Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Simon Vinkenoog en Lucebert bevindt hij zich intussen in de voorste gelederen van de nieuwe generatie Nederlandstalige dichters. Die generatie van de Vijftigers drukt haar stempel door een antitraditionele, antirationele, anti-esthetische, experimentele kunstvorm te omhelzen die ontvankelijk is voor invloeden uit de Nieuwe Wereld. Na 1960 valt de groep uiteen en gaan de leden elk hun eigen weg.

Hugo Claus is geen groot lyricus, en hoewel zijn stijl helder en puntig is, kan hij evenmin een groot satiricus of epigrammenschrijver worden genoemd. Zijn poëzie wordt echter van meet af aan gekenmerkt door een ongewone mengeling van intelligentie en passie, waaraan uiting wordt gegeven in een medium waarover hij zo'n snelvingerige controle heeft dat de kunst onzichtbaar wordt.

Veel korte stukken uit zijn oeuvre zijn hooguit vluchtig en occasioneel, maar desondanks is het in vrij overvloedige mate doorspekt met gedichten waarvan de verbale concentratie, de gevoelsintensiteit en de intellectuele reikwijdte hun auteur een plaats onder de beste Europese dichters van het einde van de twintigste eeuw garanderen.[1]


Rob de Graaf noemt Claus in Toneel Theatraal: "de godfather van de moderne Nederlandstalige toneelschrijfkunst". Het toneeloeuvre van Claus is zeer omvangrijk: 35 oorspronkelijke stukken en nog eens 31 vertalingen en bewerkingen van Engelse, Griekse, Latijnse, Franse, Spaanse en Nederlandse toneelstukken en romans.

Het eerste stuk, De getuigen, dateert uit 1952, en hoewel de stroom toneelwerken iets minder frequent lijkt te zijn geworden, is zij nog steeds niet beëindigd. In dat eerste stuk bepaalt hij al onmiddellijk het thema waaraan hij meer dan veertig jaar trouw blijft en dat als een rode draad door al zijn stukken loopt: begeerte. Het is een natuurlijke impuls die eeuwenlang aan de teugels van geloof en moraal is gelegd. De lichamelijke begeerte werd aan de voortplanting gekoppeld, terwijl begeerte buiten het huwelijk verboden werd.

Aanvankelijk verwijst Claus naar het katholicisme, later voegt hij hieraan verwijzingen naar de Griekse en Romeinse mythologie toe.

Tot het beste van Claus' oeuvre behoren met name die stukken waarin zijn gespannen verhouding tot Vlaanderen tot uiting wordt gebracht. Dat gebeurt in Een bruid in de morgen (1955), een klassieker inmiddels die door Tennessee Williams beïnvloed is, en verder ook in Suiker (1958), Vrijdag (1969) en Interieur (1971). Het zijn stukken waarin stof, uitwerking en inspiratie in zeldzaam evenwicht zijn.


"Mensen van mijn leeftijd zijn nu eenmaal enorm door de film beïnvloed. Ik wilde zo dicht mogelijk bij die wereld komen. De droom, daar ging het om. De droom heeft de allures van de film, van het beeld". (Hugo Claus, 1978)
Van 1953 tot 1955 werkt Hugo Claus tijdens zijn verblijf in Italië sporadisch mee aan films van onder andere Alberto Lattuada en Luigi Malerba.

Claus schrijft zijn eerste filmscenario Dorp aan de rivier (1958), naar de roman van Anton Coolen. Dorp aan de rivier wordt geregisseerd door Fons Rademakers, voor wie Claus ook Mira of De teloorgang van de Waterhoek (1971, naar Stijn Streuvels), en Het mes (1960) bewerkt.

In totaal schrijft hij meer dan twintig filmscenario's, waaronder: Het jaar van de kreeft (verfilmd door Herbert Curiel, 1975), Pallieter (naar Felix Timmermans, 1976), en Het gezin Van Paemel (1986), naar Cyriel Buysse.

In 1968 gaan de eerste twee films van Hugo Claus als regisseur in première: De vijanden, en Het speelmeisje. Bijna twaalf jaar later, in 1980, regisseert Claus de filmbewerking van zijn bekroond toneelstuk Vrijdag.

Hugo Claus is midden de jaren 80 de drijvende kracht achter de prestigieuze Conscience-verfilming De leeuw van Vlaanderen met Jan Decleir en Julien Schoenaerts.

In 1990 volgt Het sacrament met Frank Aendenboom en Ann Petersen. Het sacrament is de filmadaptatie van Omtrent Deedee.

Zijn laatste film, De verlossing, dateert uit 2001.

Terug


Medeleven
troostplek.nl06-07-2025

Sterkte aan alle nabestaanden.