Nederlandse schrijver, werd geboren in Den Haag. Hij bezocht van 1926 tot 1929 de Gemeentelijke Handelsschool. In 1932 ging hij als verslaggever werken bij Het Volk, waar hij tot de oorlog bleef werken. Tijdens de oorlogsjaren was hij perschef bij het Residentietoneel. In 1944 verhuisde Simon naar Amsterdam. Hij werkte mee aan de illegale uitgave Het Parool. In 1944 dook hij onder, maar werd in 1945 tijdens een razzia opgepakt. Hij trad na de oorlog in dienst bij Het Parool als chef kunstredactie. Later schreef hij voor deze krant dagelijks een cursiefje, dat verscheen onder de naam Kronkel. Deze stukjes gaan over gewone mensen en hun alledaagse problemen. Zijn humor heeft hierin een melancholieke ondertoon. Deze Kronkels werden tevens uitgegeven in bundels. Vanaf het midden van de zestiger jaren las hij wekelijks een "Kronkel" voor bij de Vara-televisie. Incidenteel schreef Carmiggelt gedichten onder het pseudoniem Karel Bralleput. Enkele kronkels werden bewerkt voor een speelfilm door Bert Haanstra. Carmiggelt schreef ook voor de cabaretier Wim Sonneveld. Uit de memoires van schrijfster Renate Rubinstein bleek in 1991, dat Carmiggelt vanaf het eind van de jaren zeventig een relatie had onderhouden met Rubinstein. Carmiggelt ontving in 1953 de Extra Prijs van de Jan Campertstichting voor "Poespas". In 1961 werd hij onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs. De P.C. Hooftprijs werd in de jaren zeventig aan hem toegekend. |